Wat houdt de nieuwe vakantiewetgeving in?

Vakantiewetgeving 2012

De regering is van oordeel dat regelmatige opname van vakantiedagen de veiligheid en gezondheid van werknemers bevordert (recuperatiefunctie van vakantie).

De nieuwe invoering van een vervaltermijn, die zes maanden na het opbouwjaar eindigt, stimuleert werknemers dan ook om regelmatig minimum vakantiedagen (20 dagen bij een full time baan) op te nemen in het lopende jaar of in het daaropvolgende half jaar.
De nieuwe wetgeving brengt daardoor twee grote veranderingen met zich mee:

1. Wettelijke en bovenwettelijke vakantiedagen

Omdat (te) lang uitstellen van vakantie de veiligheid en de gezondheid van de werknemer in gevaar brengt, is de werkgever verplicht de werknemer voortaan zijn wettelijke vakantiedagen (20 bij een fulltime baan) op te laten nemen binnen anderhalf jaar. De vervaldatum is zes maanden na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de vakantieopbouw heeft plaatsgevonden. Het verval van de dagen geldt niet voor de werknemer die redelijkerwijs niet in staat is geweest vakantie op te nemen (bijvoorbeeld om medische redenen).

Werkgever(s) en werknemer(s) kunnen overigens in overleg besluiten de vervaltermijn te verlengen. Voor de duidelijkheid: de vervaltermijn van de bovenwettelijke vakantiedagen blijft vijf jaren. De werknemer zal zelf moeten aangeven of hij wettelijke minimum of bovenwettelijke vakantiedagen wil opnemen. Ervan uitgaande dat de wettelijke minimum als eerste verloren gaan door verval, zal hij deze dagen als eerste opnemen. Volgens jurisprudentie van de Hoge Raad geldt dat de oudste vakantiedagen als eerste worden afgeboekt. Voor vakantiedagen die zijn opgebouwd onder de vorige wetgeving blijft een verjaringstermijn gelden van vijf jaar. Minimum vakantiedagen die worden opgebouwd onder het nieuwe regime vervallen eerder dan dagen die onder het vorige regime zijn opgebouwd.
Een andere situatie doet zich voor als een werknemer door toedoen van de werkgever zijn minimum vakantiedagen niet heeft kunnen benutten. In dat geval kan worden geoordeeld dat de werknemer redelijkerwijs niet in staat is geweest om (alle) minimum vakantiedagen op te nemen en geldt de vervaltermijn niet voor de resterende dagen.

2. Vakantieopbouw bij ziekte

Allereerst wordt het onderscheid dat tot nu toe gold bij de vakantieopbouw voor de zieke werknemer opgeheven. Met andere woorden: de beperkte opbouw gedurende enkel de laatste zes maanden tijdens ziekte komt te vervallen. Er wordt gestimuleerd dat werknemers ook echt en op tijd vakantie genieten. Dit geldt dus ook voor de re-integrerende werknemer. Als de zieke re-integrerende werknemer tijdelijk vrijgesteld wil worden van zijn verplichtingen tot re-integratie, dient hij hiervoor vakantie op te nemen. De vervaltermijn geldt zowel voor gezonde als voor (langdurig) zieke werknemers, voor zover zij redelijkerwijs in staat zijn om minimum vakantiedagen op te nemen.

“Redelijkerwijs niet in staat zijn” is een open formulering, die naast ziekte ook op andere situaties van toepassing kan zijn. Inmiddels is duidelijk dat een en ander volgens de regering moeten worden beoordeeld naar de omstandigheden van het geval. Voor bijvoorbeeld langdurig zieke werknemers aan wie om medische redenen geen re-integratieverplichtingen zijn opgelegd, geldt dat zij redelijkerwijs gezien ook niet in staat zijn geweest van het recht op minimum vakantie gebruik te maken. Ter controle kan bijvoorbeeld ook gebruik worden gemaakt van informatie van de Arbodienst of bedrijfsarts.

Voor langdurig zieke werknemers aan wie wel re-integratieverplichtingen zijn opgelegd, geldt dat zij redelijkerwijs wel in staat zijn geweest minimum vakantie op te nemen en het ook in hun belang is om dat te doen.

Inwerkingtreding

De nieuwe vakantiewetgeving heeft geen terugwerkende kracht. Dat betekent dat alle huidige afspraken en regelingen blijven gelden voor vakantiedagen opgebouwd tot en met 31 december 2011.

Klik hier als je wilt lezen hoe je deze vakantie wetgeving kunt invoeren.